De verdachten en hun verklaringen
Op 10 juli 2022 werd het slachtoffer dood in zijn woning aangetroffen. Uitgebreid opsporingsonderzoek leidde tot de verdenking en aanhouding van de 2 Poolse verdachten, van wie de vrouw al jaren werkte voor het slachtoffer. De verdachten erkenden uiteindelijk dat zij op de avond van 7 juli 2022 naar het slachtoffer waren gegaan, maar verklaarden verschillend over het doel van hun bezoek en hun betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. Volgens de man waren beiden op de avond van 7 juli 2022 naar Weert gegaan om het slachtoffer te beroven van geld en waardevolle goederen. Voor die verklaring vindt de rechtbank steun in de rest van het dossier, anders dan voor de verklaring van de vrouw, die inhield dat zij onder druk van de man met hem het slachtoffer beroofde.
Medeplegen
De rechtbank heeft uiteindelijk niet precies kunnen vaststellen wie in de woning welke (gewelds)handelingen heeft verricht die tot de dood van het slachtoffer en de branden hebben geleid. Echter, omdat er sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, is de rechtbank van oordeel dat zij als medeplegers van de doodslag en brandstichting zijn aan te merken.
Gekwalificeerde doodslag
Die doodslag werd bovendien gepleegd ter bevordering van een ander strafbaar feit, namelijk diefstal. Dat maakt dat sprake is van een zogenaamde gekwalificeerde doodslag waarop een hoger strafmaximum staat.
Straf
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank mee laten wegen dat de vrouw als initiator haar connectie met het slachtoffer heeft misbruikt om hem te beroven en dat de man al eerder in Polen voor afpersing en diefstal is veroordeeld. Ook het samen plegen van dit feit, de bijkomende brandstichting, hebben geleid tot de gevangenisstraf van 19 jaren.
Schadevergoeding
De verdachten moeten daarnaast ook de minderjarige dochter van het slachtoffer (samen) 20.000 euro vergoeden aan zogenaamde affectieschade. Dat is een vorm van smartengeld voor naasten.